Dat gebeurde op verzoek van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. De centrale vraag was: wat is de beste plek op de weg voor deze snelle elektrische fiets?
De speed-pedelec biedt trapondersteuning tot 45 km/uur, tegen 25 km/uur voor de gewone elektrische fiets. Dat is ook de reden dat dat de speed-pedelec wettelijk aangemerkt wordt als bromfiets, hetgeen onder andere inhoudt dat een speed-pedelec een kenteken moet hebben en de bestuurder minimaal een bromfietsrijbewijs moet hebben en een helm moet dragen.
Scenario’s
CROW-Fietsberaad heeft daarom een aantal mogelijke scenario’s voor de plek op de weg onderzocht en gekeken wat die zouden betekenen voor aspecten als verkeersveiligheid, de aantrekkelijkheid van het gebruik van de speed-pedelec, de begrijpelijkheid voor de weggebruikers, de juridische gevolgen, enzovoort.
Veel is daar nog niet over bekend, dus men moest het vooral doen met de inschatting van geraadpleegde experts op dat vlak.
Dat geldt ook voor de huidige situatie, hoewel daar inmiddels de eerste onderzoekresultaten over binnen komen. Praktijkonderzoeken van de SWOV en de provincie Gelderland leerden bijvoorbeeld dat de gemiddelde snelheid van een speed-pedelec met zo’n 33 km/uur aanzienlijk hoger ligt dan van gewone fietsers, maar lager dan die van de auto’s. Maar ook dat speed-pedelecrijders als het even kan voor het fietspad kiezen, ook als dat niet is toegestaan. Tot nu toe heeft dat – voor zover eind 2018 bekend – overigens nog niet tot ongevallen geleid, maar onderzoek daarnaar loopt nog.
Terug naar het snorfiets-model
Is dat wellicht aanleiding om terug te keren naar de situatie van voor 1 januari 2017? Dat wil zeggen dat de speed-pedelec weer de regels voor de snorfiets zouden moeten volgen die meestal naar het fietspad verwijzen.
Een deel van de speed-pedelecrijders zou dat waarschijnlijk prima vinden, maar waarschijnlijk ook weer niet overal. En de geraadpleegde experts vrezen dat dit wel eens consequenties zou kunnen hebben voor de verkeersveiligheid voor de gebruikers van het fietspad.
Zelf kiezen
Is het dan een optie om de speed-pedelecrijder zelf te laten kiezen waar hij/zij wil rijden? Dat is waarschijnlijk wat deze fietsers zelf het liefst willen, maar de vraag is of zo’n maatregel de begrijpelijkheid ten goede zou komen, zo menen de deskundigen. Want zowel de overige fietsers als de automobilisten weten niet wat dan mogen verwachten. Bovendien is de vraag of de speed-pedelecrijder dan altijd de meest veilige keuze maakt.
Wegbeheerder kiest
Je kunt wat meer op zeker spelen door de wegbeheerder de plek op de weg te laten aanwijzen. In Gelderland heeft men daar al enige ervaring mee opgedaan. Dat vraagt enerzijds maatwerk van de wegbeheer, maar anderzijds bestaat het risico dat er gebrek aan uniformiteit ontstaat en daarmee ook weer onduidelijkheid.
Wat bij dit alles meespeelt is dat aanvullende infrastructurele en gedragsmaatregelen van invloed kunnen zijn op een keuze voor de plek op de weg. Bij speed-pedelecs op de rijbaan is verkeersveiligheid waarschijnlijk gediend met het verminderen van het aantal motorvoertuigen op de rijbaan en het verlagen van de snelheid van het gemotoriseerd verkeer. Of bij speed-pedelecs op het fietspad kan men denken aan het verbreden van de fietsvoorzieningen en het instellen van een maximumsnelheid.
Experimenten
Al dit plussen en minnen brengt CROW-Fietsberaad in de notitie ‘Speed-pedelec - een verkenning naar de scenario's voor de plek op de weg’ tot de conclusie dat op basis van de huidige kennis niet direct te onderbouwen is dat de wet- en regelgeving per direct moet worden aangepast. Maar, zo stelt men ook, niet alle overheden willen wachten tot meer kennis beschikbaar komt. Die willen op korte termijn maatregelen treffen, omdat men gecharmeerd is van het voertuig en kansen ziet om het gebruik te stimuleren en/of de eventuele verkeersveiligheidsrisico’s te beperken.
Hoe nu verder met de speed-pedelec? Wat CROW-Fietsberaad betreft zou men kunnen kiezen voor meer lokale experimenten m.b.t. de plek op de weg, onder de voorwaarde dat de maatregel wordt geëvalueerd en dat de nieuwe kennis wordt gedeeld met de vakwereld. Ook kan men denken aan het verder uitwerken van enkele scenario’s in samenwerking met de overheden en de overige stakeholders. Daarnaast kan men meer kennis genereren over de huidige situatie: voor wie, waar en wat zijn de knelpunten in de huidige situatie?
Wordt vervolgd.