Fietsberaadpublicatie 22: Weesfietsen: wie, waar, waarom?

  • Soort:Aanbevelingen & Richtlijnen
  • Auteur:Annelien Meerts & Dick Ettema (Universiteit Utrecht) en Otto van Boggelen (CROW-Fietsberaad)
  • Uitgever:CROW-Fietsberaad
  • Datum:04-10-2012
In opdracht van het kenniscentrum CROW-Fietsberaad en gefinancierd door de Nederlandse Spoorwegen heeft het Urban and Regional Research centre Utrecht (URU) van Universiteit Utrecht onderzoek gedaan naar de herkomst van weesfietsen.

 

Klik op de knop om de link te openen (opent in een nieuw venster)

downloaden
  • In het eerste decennium van deze eeuw werden vooral grote gemeenten geconfronteerd met een nieuw en kostbaar fenomeen: de weesfiets. Dit zijn fietsen die door de eigenaar in de openbare ruimte zijn achtergelaten. Vaak staan deze fietsen weken- of zelfs maandenlang op straat te verroesten. Ze tasten daarmee niet alleen de aanblik van de openbare ruimte aan, weesfietsen houden ook schaarse en dure stallingscapaciteit bezet bij stations en in stadscentra. Uit eerder onderzoek is gebleken dat zonder ingrijpen ongeveer 20% van alle fietsparkeerplekken bij grote stations verloren gaat aan weesfietsen. Sinds enkele jaren voeren verschillende gemeenten, gesteund door het ministerie van Infrastructuur en Milieu, een actief beleid om weesfietsen op te sporen en te verwijderen.

    Tot nu toe hanteerden deze gemeenten een curatieve aanpak, waarbij de fietsen eerst gelabeld worden en later worden weggesleept en opgeslagen. Dit is een duur, arbeidsintensief en continu proces. Naar schatting kost het Nederlandse gemeenten enkele miljoenen euro’s per jaar. Een preventieve aanpak zou veel kosten kunnen besparen. Er is echter nog niet veel bekend over achtergelaten fietsen. Pas als we weten wie in welke omstandigheid besluit om zijn of haar fiets achter te laten, kan een effectieve preventieve aanpak ontwikkeld worden.

    In opdracht van het kenniscentrum Fietsberaad en gefinancierd door de Nederlandse Spoorwegen heeft het Urban and Regional Research centre Utrecht (URU) van Universiteit Utrecht onderzoek gedaan naar de herkomst van weesfietsen.

    Onderzoeksvragen en aanpak

    Weesfietsen kunnen gedefinieerd worden als fietsen die door de eigenaar in de openbare ruimte worden achtergelaten. In de praktijk (bijvoorbeeld ten behoeve van handhaving) worden operationele definities gehanteerd gebaseerd op de aanwezigheid van gebreken of overschrijding van de stallingsduur. Specifiek zijn de volgende vragen beantwoord:

    1. Wat zijn de uiterlijke kenmerken van weesfietsen, die een indicatie kunnen geven van motieven om de fiets achter te laten?
    2. Wat zijn motieven van mensen om hun fiets achter te laten?
    3. Wat zijn de persoonskenmerken van mensen die hun fiets achterlaten?
    4. Op welke plaatsen worden weesfietsen achtergelaten en waarom?

    Om deze vragen te beantwoorden zijn een aantal onderzoeksmethoden ingezet:

    1. Observaties van weesfietsen en niet-weesfietsen in depots en stallingen in Utrecht en Amsterdam, om de uiterlijke kenmerken te vergelijken;
    2. Interviews met beleidsmedewerkers, medewerkers van de fietsdepots en managers van handhaving in Utrecht en Amsterdam;
    3. Een enquête onder inwoners van Utrecht (2512 respondenten), Amsterdam (1800) en onder alumni van de Universiteit Utrecht (180).
     

    Resultaten van het onderzoek

    Weesfietsen verkeren in een slechtere staat
    Uit de observaties en de interviews komt naar voren dat weesfietsen niet afwijken van andere fietsen qua ouderdom of type fiets (herenfiets, mountainbike). Wel hebben weesfietsen een significant slechtere onderhoudsstaat dan andere fietsen. Van de weesfietsen in Am-sterdam heeft 97% een matige of slechte staat van onderhoud, in Utrecht 76%. Ter vergelijking: van de fietsen in de bewaakte stalling heeft slechts 19% een matige of slechte onder-houdsstaat. Ook hebben weesfietsen vaker kapotte onderdelen zoals niet werkende versnel-lingen (28%), niet werkende remmen (14%) en lekke banden (37%).

    Fietsen worden vooral achtergelaten vanwege hun slechte staat
    De slechte staat waarin weesfietsen verkeren doet vermoeden dat dit een belangrijke reden is om fietsen achtergelaten. Dit wordt bevestigd door de uitkomsten van de enquêtes. 82% van de fietsachterlaters noemt deze reden, en het is daarmee met afstand de meest ge-noemde reden. Andere, gerelateerde redenen die genoemd worden zijn ‘niet weten wat je met de fiets moet doen’ (41%), ‘een betere fiets gekregen/gekocht hebben’ (40%), ‘de fiets stond te ver weg’ (10%) en ‘fietssleutel kwijt of slot kapot’ (8%). Gebrek aan kennis over ander manieren om van een overbodige fiets af te komen en gemakzucht spelen dus ook een rol. Deze redenen komen redelijk overeen met wat beleidsmakers, depotmedewerkers en handhavers al vermoedden. Zij geven aan dat ze denken dat gemakzucht ervoor zorgt dat mensen hun fiets achterlaten. Het feit dat veel mensen aangeven dat ze niet weten hoe ze een fiets die niet meer gebruikt wordt kunnen opruimen, en de fiets daarna op straat ach-terlaten, is een indicatie dat het aanbieden van informatie er toe kan bijdragen dat meer mensen de moeite nemen om hun fiets op de juiste wijze van de hand te doen, waardoor er minder weesfietsen in de openbare ruimte terecht komen.

    Fietsen worden vaker achtergelaten door studenten
    Uit de interviews kwam naar voren dat beleidsmedewerkers, depotmedewerkers en handha-vers denken dat vooral studenten en uitgaanspubliek fietsen achterlaten. De uitkomsten van de enquête bevestigen deze hypothese. Uit de enquête blijkt dat 18% van de alumni wel eens een fiets heeft achtergelaten tijdens hun studietijd. Onder Utrechtse respondenten ligt dit percentage rond de 6%; van de Amsterdamse respondenten heeft 10% wel eens een fiets achtergelaten. Verder hebben hoogopgeleiden uit de bewonerspanels vaker een fiets achtergelaten (8%) dan middelbaar (4%) of lager opgeleiden (2%) en hebben mensen jonger dan 35 (12%) dit vaker gedaan dan mensen die ouder zijn (5%). Opleidingsniveau en gene-ratie spelen dus een rol in het al dan niet achterlaten van fietsen: het zijn vooral hoogopge-leiden die nu jong zijn die ooit een fiets hebben achterlaten. Het is waarschijnlijk dat een gedeelte van hen dit tijdens de studietijd heeft gedaan. Dit past in de trend dat een fiets nu vooral gezien wordt als een gebruiksvoorwerp en niet meer als een luxeproduct. Daarbij geven beleidsmakers aan dat fietsen tegenwoordig erg goedkoop zijn en dat daardoor de drempel laag is om een nieuwe fiets te kopen (en de oude achter te laten).

    Fietsen worden vooral dichtbij huis achtergelaten
    Uit de enquête blijkt dat de meeste mensen een fiets achterlaten dichtbij het huis waar ze op dat moment woonden (65%). Op het station (11%) en in het centrum (17%) worden relatief weinig fietsen achtergelaten, hoewel alumni aangaven de ze als student iets vaker een fiets op het station achterlieten dan de andere respondenten. De meerderheid van de fietsen wordt dus niet in winkel- en uitgaansgebieden of bij stations achtergelaten, maar in woonwijken. Dit betekent dat er in (woon)wijken van steden veel weesfietsen moeten staan, die pas worden weggehaald als ze (bijna) wrak zijn geworden. Opmerkingen van respondenten
    geven aan dat ze ook handhaving in woonwijken van groot belang vinden.

    De focus van beleidsmakers op het stadscentrum en stationsgebieden is begrijpelijk gezien de concentratie van weesfietsen op die plekken. Hoewel een minderheid van de weesfietsen er wordt achtergelaten, zorgt de concentratie op een klein gebied voor een grotere zichtbaarheid. Daarnaast is er op deze plekken sprake van een grotere vraag naar fietsparkeergelegenheid en houden weesfietsen in het centrum en bij stations de duurste grond in de stad bezet. De ervaring van bewoners met weesfietsen in hun woonomgeving rechtvaardigt echter ook aandacht voor weesfietsen in de woonwijken.

    Belonen, informatie en gemak kunnen het achterlaten verminderen
    Verschillende maatregelen die het achterlaten van weesfietsen kunnen tegengaan zijn aan de respondenten van de enquête voorgelegd. Zij geven aan dat zij hun fiets minder snel zouden achterlaten als de fiets naar een goed doel gaat (84%), ze een vergoeding zouden ontvangen voor het inleveren (76%), de fiets thuis wordt opgehaald door de gemeente (74%) of ze meer informatie zouden hebben over waar ze de fiets kunnen inleveren (68%) (Figuur 1). Hoewel deze cijfers slechts de intentie (en niet het werkelijke gedrag) van respondenten aangeven, en de steekproef niet representatief is voor de gehele populatie, komt uit deze antwoorden naar voren dat gemak en informatie concrete punten zijn waar de gemeenten op kunnen inspringen. Zo weet maar 47% van de Utrechters en 31% van de Amsterdammers waar ze een overbodige fiets kunnen inleveren. Het aanbieden van deze informatie zou het achterlaten van weesfietsen kunnen verminderen, ook omdat 41% van de achterlaters gebrek aan informatie aangeeft als reden voor het achterlaten.

    Beleidsaanbevelingen
    Op basis van het onderzoek kunnen enkele concrete beleidsaanbevelingen geformuleerd worden:

    • Gebrek aan kennis over waar overbodige fietsen kunnen worden ingeleverd en hoe je er van af komt is een belangrijke reden voor het achterlaten van fietsen. Het is aan te bevelen om deze kennis te verbeteren door informatiecampagnes. Mogelijk-heden zijn periodieke huis-aan-huis verspreiding van informatiefolders, posters in fietsenstallingen en informatie op de gemeentelijke website en in de gemeentegids.
    • Respondenten hebben een voorkeur voor gemakkelijke oplossingen, zoals het thuis laten ophalen van overbodige fietsen en een inleverpunt op ieder NS station. De gemeenten kunnen hierop inspelen door dergelijke gemakkelijke opties aan te bieden, of bestaande gemakkelijke opties onder de aandacht te brengen. Een mogelijkheid is om analoog aan de jaarlijkse kerstbomeninzameling, per wijk tijdelijke in-zamelpunten (bijv. bij winkelcentra) in te richten, en dit via folders of posters in de wijk kenbaar te maken.
    • Het achterlaten van fietsen kan worden tegengegaan door inleveren te belonen. Dit kan moreel zijn (fiets gaat naar een goed doel, wat een goed gevoel geeft) of financieel. Van belang is de hoogte van de beloning: hoog genoeg om de moeite van het inleveren te compenseren, maar niet zo hoog dat het een incentive wordt voor misbruik. Daarnaast moeten de kosten van een beloningssysteem worden afgewogen tegen de kosten van verwijderen en bezette parkeerplaatsen door weesfietsen. Het verdient aanbeveling op dit gebied proefcampagnes te ontwikkelen en uit te testen.
    • Uit de enquête-antwoorden spreekt een brede steun om strikt te handhaven, ook in de woonwijken. Verkorting van de maximale parkeerduur wordt ook vaak genoemd. Dit geeft aan dat er steun is voor een strikt handhavings- en verwijderbeleid. Ook vanuit gedragsmatig oogpunt heeft dit voordelen: fietsparkeerregels in binnensteden en bij stations worden beter nageleefd als er een breed bewustzijn is dat er streng wordt gehandhaafd en ook anderen zich aan de regels houden. De betrokkenheid van burgers biedt ook mogelijkheden om hen actief te laten zijn in het aanmelden van weesfietsen in hun woonwijk, die dan door de gemeente gelabeld en evtueel verwijderd kunnen worden.
    • Studenten vormen een groep die veel vaker fietsen achterlaat dan andere groepen. Het is aan te bevelen om naast algemeen beleid, acties te ondernemen die specifiek op deze doelgroep gericht zijn. Hierbij kan gedacht worden aan informatie via de universiteiten en hogescholen aan eerstejaars studenten, informatie via posters/folders in deze onderwijsinstellingen of inzamelpunten bij universiteiten/hogescholen.

Relevantie

Terug naar 'Kennisbank'
Submenu openen

Fietsberaadpublicatie 22: Weesfietsen: wie, waar, waarom?

Scroll naar boven