Wegbeheerder Waterschap Rivierenland kreeg de laatste tijd meldingen van aanwonenden over de verkeerveiligheid van met name fietsers en wandelaars. Bovendien is de indruk dat verkeer er te hard rijdt. Daarom werd het groot onderhoud gecombineerd met aanvullende inrichtingsmaatregelen.
Het Waterschap koos daarbij voor een zwarte strook van 2,5 meter breed in combinatie met witte fiets(suggestie)stroken om de zichtbaarheid van fietsers te vergroten. Dat wijkt nogal af van wat we elders zien in het land. Want in het algemeen wordt in Nederland aanbevolen om fietspaden en fietsstroken in rood of heidepaars uit te voeren.
Natuurlijk Sturen
Waterschap Rivierenland laat weten dat weloverwogen is gekozen voor deze oplossing in het kader van het Natuurlijk Sturen concept waar men invulling aan wil geven.
Dat concept bestaat al een tijdje en het Waterschap is daarmee ook al een aantal jaren aan de slag. Kort gezegd komt het concept erop neer dat je de autobestuurder een wegbeeld wil laten zien waardoor hij onbewust veiliger rijgedrag vertoont. Dat betekent geen zwart asfalt met witte belijning, verkeersborden en strak gemaaide bermen. Want dan ziet een bestuurder alleen de verkeersfunctie van de weg. Daarvoor in de plaats worden landschapselementen gebruikt. Met brugleuningen, hekjes, struiken, bloemrijke bermen en verschillende kleuren verharding maak je wegen visueel smaller én afwisselender.
Op de Neerpolderseweg zijn fietsers, maar ook wandelaars, beter zichtbaar en de overgang naar de berm is duidelijker, aldus het Waterschap. ‘Een dergelijk dwarsprofiel met fietssuggestiestroken hebben we al op meer waterschapswegen toegepast zoals de Lekdijk tussen Nieuw Lekkerland en Groot-Ammers. Onze insteek is juist gericht op fietssuggestiestroken en niet op fietsstroken die over het algemeen rood of heidepaars worden uitgevoerd.’
In een dit voorjaar verschenen Inspiratieboek zijn meer voorbeelden uit de Lopikerwaard te vinden.
Kanttekeningen
Otto van Boggelen van CROW-Fietsberaad plaats wel een paar kanttekening bij deze oplossing, mede omdat een groot deel van de weggebruikers gewend is aan de rode of paarse kleur en deze kleuren associeert met “fiets”, hoewel dit geen wettelijke basis heeft. Dat wil volgens hem overigens niet zeggen dat rood of heidepaars in alle opzichten de meest wenselijke kleur is . ‘Zo is ’s avonds het contrast met een grasberm inderdaad klein. Daarnaast vinden sommige mensen het lelijk, met name stedenbouwers en landschappers. Maar omdat er al zoveel fietsvoorzieningen rood zijn, is het lastig om over te schakelen naar een andere kleur.
Van Boggelen ziet dat in plattelandsgebieden gezocht wordt naar oplossingen om de rijbaan visueel op te delen, zodat deze minder breed lijkt en fietsers en voetgangers zich meer thuisvoelen.
‘Vanwege de beperkte fietsintensiteiten, de grote lengtes en de landschappelijke bezwaren zijn rode fietsstroken vaak te veel van het goede. Verschillende zwart-wit-grijs-tinten asfalt kan een oplossing zijn, maar mijn advies is wel om de associatie met fietsstroken zo veel mogelijk te vermijden. Het gaat dan vooral om te breedte. In dit geval worden fietsstroken en een rijstrook gesuggereerd. Mijn voorkeur zou zijn twee rijlopers van ca 2,5 meter en dan een middensstrook die smaller is dan 1,5 meter in een afwijkende tint. Of andersom. Anderzijds ben ik ook benieuwd hoe deze oplossing in de praktijk ervaren wordt.’