Jantina Fekken deed als stagiaire van NHL Stenden Hogeschool bij Bureau Schmidt onderzoek naar de inzetbaarheid van de fietsstraat buiten de bebouwde kom.
Ze hield onder andere interviews met verkeerskundigen van de gemeenten Putten en Utrecht en van het waterschap Scheldestromen waar dergelijke fietsstraten al liggen.
En ze gebruikte een onderzoek van de fietsstraat van Apeldoorn richting Teuge. Vóór de aanleg in 2019 zijn daar intensiteiten en snelheden gemeten en hebben camera’s de ontmoetingen tussen verschillende verkeersstromen vastgelegd. Na de aanleg is in april 2020 hetzelfde onderzoek nog een keer gedaan. In het onderzoek is een vergelijking gemaakt met de resultaten van het onderzoek uit 2019 met name voor de onderdelen snelheden en ontmoetingen.
Conclusie: een fietsstraat is te overwegen als er per etmaal evenveel of meer fietsers zijn dan gemotoriseerd verkeer, bijvoorbeeld 500 fietsers en 500 motorvoertuigen of 2000 fietsers en 800 motorvoertuigen.
Daarbij moet fietsstraat voor de fietsers in het hoofdfietsnetwerk liggen, een doorgaande functie hebben, en liefst in de voorrang liggen. Voor het gemotoriseerde verkeer moet de fietsstraat een erftoegangsfunctie hebben. Om de snelheid van het gemotoriseerde verkeer te verlagen kan men drempels, plateaus of een knip toepassen. Voetgangers houdt men het liefst gescheiden.