Aanleiding voor het webinar is de recent uitgebrachte Handreiking gedragsverandering in het verkeer van het Kennisnetwerk SPV, en de voor de zomer verschenen factsheet Risico-indicator Veilige verkeersdeelnemers. Wilma Slinger van het Kennisnetwerk leidt de deelnemers door de ochtend heen. De verschillende sprekers belichten wat je kunt verwachten van zowel de wat ‘zachtere’ maatregelen voor gedragsbeïnvloeding als van het opzetten van een interventie en het evalueren daarvan.
Wat mag je verwachten van gedragsbeïnvloeding?
Dirkje van der Ven gaat als gedragswetenschapper bij haar eigen bureau Wavy in haar presentatie in op de vraag waarom gedragsbeïnvloeding geen wondermiddel is. Waarom bereiken we niet altijd de effecten die we willen bereiken? Haar eerste conclusie: wees realistisch over wat je mag verwachten van gedragsbeïnvloeding. Het is geen wondermiddel, maar wel hard nodig.
- Zeer populair is nudging, een kleine gedragsinterventie waarbij je een duwtje in de goede richting geeft. Het effect slijt snel, dus wellicht niet de meest doeltreffende interventievorm.
- Gedragsbeïnvloeding wordt vaak ingezet als symptoombestrijding, zonder naar het probleem achter het probleem te kijken. Zou dit wel gebeuren, dan zou het niet nodig zijn mensen vaak te herinneren aan eigen verantwoordelijkheden.
- Het totaalplaatje wordt niet altijd goed overzien. Op de CROW-website Mobiliteit en gedrag staat een mooi overzicht van de toepassingsrichtingen voor gedragsbeïnvloeding. Verkeersveiligheid wordt vaak benaderd vanuit de 3 E’s en gedrag valt dan meestal onder ‘Education’. Terwijl ‘Engineering’ en ‘Enforcement’ ook alles te maken hebben met gedrag. We mogen concluderen dat alle drie E’s zijn gericht op gedragsbeïnvloeding. De meest effectieve campagnes betrekken niet alleen 'Education', maar ook een of twee andere E’s.
- Het meten van het effect van een campagne is tot slot erg complex. Het effect ebt al snel weer weg. Vaak is het een combinatie van factoren die mensen beweegt iets wel of juist niet te doen. Die combinatie maakt meten moeilijk. Het wordt tijd dat we verkeersgedrag gaan zien als iets dat gestuurd wordt door een complex web van factoren die zijn samen te vatten in de 3 E’s.
Terugkomend op de hoofdvraag: wat mag je verwachten van gedragsbeïnvloeding? Bij integratie van de 3 E’s in de huidige aanpak is veel mogelijk.
Vraag
Mag ik concluderen dat ‘Engineering’ zonder ‘Education’ en ‘Enforcement ook minder effectief is?
Antwoord
Dit hangt af van het doelgedrag. Kijk naar wat nodig is en pak het totaalpakket aan.
Naar een wetenschappelijk model om gedrag te analyseren
Gedragsbureau Dijksterhuis & Van Baaren is een onderzoeksbureau naar gedrag met een sterke wetenschappelijke basis (spin-off van de Radboud Universiteit). D&B-gedragspsychologen Stef Bos en Guido Lammerts maken duidelijk dat gedrag vaak is gebaseerd op onbewuste denkprocessen. Hoe brengen we gedragsverandering tot stand? Daarvoor werkt D&B met een wetenschappelijk onderbouwd model dat concrete oplossingen biedt. Stef licht de specifieke stappen van dat model in zijn
presentatie verder toe.
Vraag
Het gegeven voorbeeld is specifiek en locatiegericht. Bij grootschaliger interventies spreek je veel doelgroepen aan. Is dit dan een schot hagel?
Antwoord
Grootschalige aanpakken kunnen ook werken omdat het bereik groter is, echter de specifieke impact is kleiner. Een tip bij grootschalige aanpakken: maak een koppeling tussen campagne en herinneringen op de concrete locaties waar het gedrag plaatsvindt voor extra impact. Met de campagne kun je mensen iets laten willen, met de herinnering kun je mensen iets laten doen.
Langs de meetlat: gedragsinterventies en effectmetingen
Bert Pol is mede-oprichter van adviesbureau Tabula Rasa en neemt ons mee in ‘effectmetingen’. Hij heeft
twee belangrijke boodschappen: bij gedragsbeïnvloeding moet je behalve naar de psychologie ook naar andere sociale wetenschappen kijken, en een ideale effectevaluatie of -meting bestaat niet bij de beïnvloeding van verkeersveiligheid. De uitkomsten van de gebruikelijke experimentele effectmeting moeten, zeker als het gaat om interventies die gebaseerd zijn op psychologische inzichten en -technieken, worden gezien als indicaties van de effectiviteit. De causale effecten die een experiment laat zien, vind je lang niet altijd terug bij herhaling. Bij menselijk gedrag kun je geen wetmatigheden onderscheiden. Het gaat om het zoeken naar regelmatigheden. In de ene situatie werkt een interventie wel, in de andere mogelijk niet. Dit betekent niet dat je dan geen effectmeting in de zin van een experiment moet doen, je moet alleen zeer behoedzaam zijn bij de interpretatie van de uitkomsten en je experiment goed opzetten. Tijdens een interventie moet je goed kijken hoe het gaat en zo nodig tussentijds bijstellen, aldus Bert.
Effectiviteit van je interventie: verhalen uit de praktijk
Gea-marit Dekker (TeamAlert), Anne van Vliet (VVN) en Djorike Palma (VeiligheidNL) zetten in een driegesprek onder leiding van Wilma uiteen hoe zij effectevaluatie vormgeven binnen hun organisaties. Wilma laat als intro de tabel zien uit de handreiking van het Kennisnetwerk: de ‘gouden standaard’ van effectevaluatie vergt wel de nodige inspanningen. Punten die hierbij centraal staan:
- Hoe komen zij zo dicht mogelijk bij 'de gouden standaard' en welke hick-ups ervaren zij hierbij?
- Wat doen zij om het product ook preventief goed op te zetten?
- Hoe kan een provincie of gemeente als opdrachtgever zien dat het een ‘goed’ product is?
Belemmeringen ‘gouden standaard’
In de praktijk blijkt maar al te duidelijk dat evalueren op basis van daadwerkelijk gedrag niet eenvoudig is. Bijvoorbeeld bij het observeren van appen op de fiets: als het in een nameting koud is of regent en mensen pakken hun telefoon niet, is het dan een effectieve interventie of ligt het aan de omstandigheden, vraagt Gea-marit. Djorike vult aan dat je dan inderdaad al snel terecht komt in onderzoek op basis van zelf-gerapporteerd gedrag.
Deze manier van meten heeft ook consequenties voor de leerdoelen die je stelt bij een product. Als je enquêtes uitzet, meet je tenslotte de intentie en sociale norm en niet zozeer het daadwerkelijke gedrag. Het uiteindelijke doel blijft natuurlijk het veranderen van het onveilige gedrag.
Ook heb je te maken met het zogenoemde ‘plafondeffect’: de doelgroep die onveilig gedrag vertoont kan relatief klein zijn waardoor je niet voldoende ‘massa’ maakt om je resultaten significant te laten zijn. Terwijl er wel een effect is of kan zijn.
Preventief werken aan een goed product
Wat altijd loont is zoveel mogelijk van tevoren je product doorlichten of het goed is opgezet. Alle drie de organisaties doen vaak een uitgebreide evaluatie voordat de effectmeting begint, soms met gebruikmaking van een gedragsscan. VeiligheidNL gebruikt hiervoor een het RE-AIM-model waarbij niet alleen wordt gekeken naar het effect. Er volgt ook een uitgebreide procesevaluatie op basis van onder andere bereik, adoptie en borging.
Wilma vult aan dat de 10 stappen op de ‘educatieve checklist’ voor toetsing van producten die in de toolkit verkeerseducatie zitten ook behulpzaam zijn bij de ontwikkeling en evaluatie van een product.
Hoe zie je of iets een goed educatief project is?
Alle drie de organisaties doen veel voorwerk naar doelgroep en doelgedrag. Team Alert werkt bijvoorbeeld met focusgroepen en gebruikt vragenlijsten om de uitkomsten van deze focusgroepen te toetsen. Ook het aansluiten bij wetenschappelijke gedragsmechanismen wordt zoveel mogelijk benut. Op deze manier probeer je zo goed mogelijk te borgen dat het project impact heeft.
Als opdrachtgever kun je vragen of een product grondig is opgezet en er naar kwaliteit (en effectiviteit) wordt gekeken. Verwacht echter geen wonderen van een kortdurende interventie! Vraag vooral door als er termen worden gebruikt als ‘bewezen effectief’. Ook de prijs zegt vaak wat. Een lage prijs betekent vaak minder aandacht voor kwaliteit en evaluatie.
Gea-marit geeft aan dat er momenteel een effectstudie naar het product Blikveld loopt waarin bestuurders leren om gevaren te herkennen. SWOV voert deze effectmeting uit met een simulator. Bijna wordt hier de gouden standaard bereikt, maar hier ontbreekt weer de praktijkkant.
Djorike vult aan dat VeiligheidNL een Noors programma voor jonge automobilisten naar Nederland heeft gehaald. In Nederland heet het programma ‘Stand up for your right’. Er is veel onderzoek gedaan naar zowel procesevaluatie, zelf gerapporteerd gedragsonderzoek als verkeersongevallencijfers. Waar dit programma werd uitgevoerd is een significante daling van het aantal verkeersslechtoffers geconstateerd. Het programma wordt binnenkort uitgerold in Friesland. Hierbij worden data van de spoedeisendehulpafdelingen gebruikt. Hopelijk worden hier over 4 à 5 jaar dezelfde resultaten behaald!
Vraag
Het project Blikveld gaat niet via onderwijsinstellingen?
Antwoord
Nee, de focus ligt op dit moment daar waar veel overlast is, om de doelgroep bij elkaar te brengen.
Praktijkcase Rotterdam
Remco Smit en Patricia Nijboer van de gemeente Rotterdam geven een
introductie over de pijlers van het Rotterdamse verkeersveiligheidsbeleid alvorens in te gaan op een
specifiek experiment bij de oversteek rond het Centraal Station. Guido Lammerts van D&B geeft hier een toelichting op en toont ook het bijbehorende
filmpje. Het experiment blijkt effectief te zijn. Er is gebruikgemaakt van meerdere ontwerp- en communicatie-elementen.
Vraag
Was het brede zebrapad een ontwerpfout?
Antwoord
Klopt, maar er is op het stationsgebied wel sprake van complexe ruimtelijke structuren met een intensief gebruik. Het is een uitdaging om hier toch een optimale situatie te creëren.
Vraag
Wordt op langere termijn nog een evaluatie uitgevoerd?
Antwoord
Op deze specifieke locatie niet. Dit experiment maakt deel uit van een onderzoeksagenda waarbij de Gemeente Rotterdam wilde leren van hetgeen zich afspeelt in relatie tot het gedrag van de voetganger. Gezien de inzet in de mobiliteitstransitie en de fietsgroei én de wensen voor meer ruimte voor de voetganger is er sprake van conflict. Dit is de reden geweest voor de reeks experimenten. Op dit moment wordt nagedacht over een structurele opvolging van de lessen uit de experimenten.
Afronding
Wilma rondt na deze laatste praktijkcase het webinar af. We kijken terug op een volle en informatieve bijeenkomst waarbij in de chat-discussie het nodige voorbij kwam, onder andere over de inzet op handhaving. In de chat zijn de volgende links gedeeld:
Terugkijken
Bekijk het webinar terug via
deze link. Het wachtwoord is 4Q&$HgrJ