Fietsstraten zijn objectief veiliger door een lagere snelheid en een lager aantal motorvoertuigen, maar fietsers in Zweden ervaren de situatie met gemengd verkeer en geparkeerde auto’s vaak als subjectief onveiliger.
Wetenschappers van de universiteit van Gothenburg onderzochten welke elementen in de inrichting tot een verbetering van de subjectieve veiligheid leidden.
Ze legden 13 gemanipuleerde foto’s met verschillende inrichtingselementen voor aan 371 frequente fietsers uit Zweden die via social media waren geworven. De foto’s toonden een fietsstraat in Gothenburg, vanuit het oogpunt van een fietser. De elementen die hierin varieerden waren verkeersborden die de fietsstraat aanduiden, de markering van de fietsstrook, en de hoeveelheid gemotoriseerd verkeer en geparkeerde auto’s. De deelnemers was gevraagd de situaties op de foto’s te scoren als ‘onveilig’, ‘redelijk onveilig’, ‘redelijk veilig’ of ‘veilig’.
Uit de resultaten bleek dat vooral het verkeersvolume bepalend is voor het gevoel van veiligheid dat fietsers ervaren in een fietsstraat. Daar staat tegenover dat in straten met een hoog verkeersvolume de aanpassing van de inrichting veel effect heeft op de veiligheidsbeleving. Vooral een duidelijke markering van de fietsstrook, met rood asfalt en een fietssymbool, pakt daar positief uit. De aanwezigheid van verkeersborden had geen effect.
Het effect op de subjectieve veiligheid was afhankelijk van de achtergrond van de deelnemers. Fietsers die het gevoel hadden dat in hun gemeente de fiets prioriteit kreeg voelden zich veiliger. Fietser die geloven dat onveilige wegen een belemmering vormen voor fietsen voelden zich juist minder veilig. Verder voelden vrouwen zich minder veilig bij sommige inrichtingen van de fietsstraat dan mannen. Bij de inrichting met minder verkeer en duidelijke wegmarkering viel dit verschil weg.