Vrijwel alle ernstige ongevallen tussen motorvoertuigen en voetgangers gebeuren als voetgangers de weg oversteken. Goede oversteekplaatsen op de juiste plekken, zoals zebrapaden, zijn daarom belangrijk. Ze moeten een snelheidsremmende werking hebben op het gemotoriseerd verkeer. De meest effectieve voorzieningen zijn maatregelen die de rijsnelheid verlagen: plateaus, drempels, asverspringingen en 30 km/uur-zones. In theorie zijn loopbruggen en -tunnels de veiligste oplossing, maar die zijn bij voetgangers niet populair. Lees verder:
maatregel 25.
Veel enkelvoudige fietsongevallen gebeuren doordat een fietser van het fiets- of fiets/bromfietspad af raakt en tegen een trottoirband botst of in de berm ten val komt. Een afgeschuinde rand langs het fiets- of fiets/bromfietspad kan helpen om dat te voorkomen. Als de rand van een fiets- of fiets/bromfietspad direct overgaat in de berm, moet de berm goed aansluiten op de verharding, zonder hoogteverschil en de ondergrond moet voldoende stevig zijn. Lees verder:
maatregel 26.