In het Algemeen Overleg (AO) verkeersveiligheid van 6 november 2007 is door de Minister van Verkeer en Waterstaat een onderzoek naar de toelaatbaarheid van afwijkende vormen van fietsverlichting toegezegd. Het onderzoek betreft op de fietser gemonteerde in vergelijking met op de fiets gemonteerde verlichting en knipperende in vergelijking met continu brandende fietsverlichting. Het ging daarbij om de vraag of deze niet normconforme fietsverlichtingsvormen even opvallend zijn en of er andere voor- of nadelen aan verbonden zijn. Rijkswaterstaat Dienst Verkeer en Scheepvaart (RWS DVS) heeft voor beantwoording van deze vraag een onderzoek laten uitvoeren door TNO.
TNO heeft de opvallendheid van verschillende moderne fietslampen vergeleken, waaronder lampen die op de fiets of op de kleding bevestigd kunnen worden, knipperende lampen en conventionele lampen. Deze testset is een goede vertegenwoordiging van de fietslampen die anno 2008 op de markt zijn. Er werd gekeken naar de detecteerbaarheid van de verlichting, omdat deze factor cruciaal is voor de verkeersveiligheid. Bij de opvallendheidsmetingen werd uitgegaan van verschillende relevante verkeersscenario’s (kruisend met een fietser van rechts, nadering van een fietser op dezelfde weg van achteren en van voren) en verschillende lichtomstandigheden (stedelijk en landelijk bij duisternis).
Voor de opvallendheid van fietsverlichting bevestigd op de fietser komt TNO tot de volgende conclusies:
· Wanneer een voorlamp recht naar voren en een achterlamp recht naar achteren schijnt en voortdurend zichtbaar is, maakt het voor de opvallendheid niet uit of het op de kleding of aan de fiets is bevestigd.
· Bij een rechtop zittende fietshouding wordt een op de borst bevestigd voorlampje vrijwel niet afgedekt. Bij een voorover gebogen fietshouding zoals bij een wielrenner kan de sector waarbinnen het lampje kan worden gezien met meer dan eenderde afnemen, bijvoorbeeld doordat de armen het lampje zijwaarts afdekken.
· Horizontaal voorwaarts schijnende lampen zijn opvallender dan scheef georiënteerde lampen (verticaal, diagonaal of voorover hellend).
Voor de opvallendheid van knipperende fietsverlichting komt TNO tot de volgende conclusies:
· Voorlampen die continu brandend een goede opvallendheid hebben, worden beperkt opvallender door knipperen. Voorlampen die continu brandend minder opvallen worden opvallender door knipperen.
· Knipperen draagt weinig bij aan de opvallendheid van achterlichten.
· Er is geen duidelijke verband tussen de knipperfrequentie en de opvallendheid van een fietslamp.
Op basis van de waarnemingstheorie en literatuur heeft TNO de volgende nadelen van knipperende fietsverlichting gevonden:
· Knipperende fietslampen kunnen de koers- en snelheidsinschatting voor het andere verkeer bemoeilijken. Dit probleem zal sterker spelen naarmate meer fietsers knipperende fietsverlichting voeren. Met continu brandend licht is de koers van een fietser voortdurend waarneembaar.
· In de hoek van iemands zicht kan een knipperende fietslamp verward worden met een hulpdienst. In het ‘perifere zicht’ wordt namelijk geen kleur waargenomen. Wanneer veel fietsers knipperende fietsverlichting voeren en weggebruikers daaraan wennen kan dat op termijn leiden tot devaluatie van de zwaailichten van hulpdiensten.
Voor de opvallendheid van fietsverlichting in het algemeen komt TNO tot de volgende bevindingen:
· Voorlampen met gekleurd licht (geel of groen) zijn minder opvallend dan voorlampen met wit licht.
· Continu brandend is een aantal van de in dit onderzoek bestudeerde voorlampen duidelijk minder opvallend en een aantal meer opvallend dan het conventionele voorlicht dat als referentie werd gebruikt.
· Continu brandend zijn alle in dit onderzoek bestudeerde achterlampen qua opvallendheid vergelijkbaar of beter dan het conventionele achterlicht dat als referentie werd gebruikt.
TNO komt tot de volgende aanbevelingen:
· Het gebruik van wit licht voor voorlichten van fietsers verdient de voorkeur.
· Continu brandend licht verdient de voorkeur boven het gebruik van knipperend licht.
· Bij bevestiging op het lichaam van de fietser moet de verlichting bij voorkeur duidelijk zichtbaar zijn.
· Het belang van een deugdelijke bevestiging en correcte uitrichting dient aan gebruikers duidelijk te worden gemaakt.