Samenvatting
Aanleiding
Het aantal slachtoffers bij enkelvoudige fietsongevallen stijgt en heeft inmiddels een behoorlijke omvang. Het aantal Spoedeisende Hulp (SEH) -behandelingen na enkelvoudige fietsongevallen is circa 46.000 per jaar. Van deze slachtoffers worden er circa 6.000 in het ziekenhuis opgenomen. Het aantal verkeersdoden bij enkelvoudige fietsongevallen is naar schatting 50 per jaar. Deze aantallen slachtoffers brengen aanzienlijke medische kosten met zich mee.
OnderzoeksvraagOndanks de omvang van het probleem is er nog weinig onderzoek verricht naar enkelvoudige fietsongevallen. De ongevallen worden nauwelijks geregistreerd door
de politie. Ook dat draagt eraan bij dat er weinig kennis is van de oorzaken. Zonder inzicht in de oorzaken is het moeilijk om effectieve maatregelen te bepalen. Om die reden heeft Rijkswaterstaat Dienst Verkeer en Scheepvaart (RWS DVS) opdracht gegeven aan Stichting Consument en Veiligheid om de volgende vraag te onderzoeken: ‘Wat zijn de belangrijkste factoren bij het ontstaan van enkelvoudige
fietsongevallen?’
Onderzoeksaanpak
Dit onderzoek betreft een vragenlijstonderzoek. Slachtoffers die in de periode van februari 2008 tot en met juni 2008 voor een fietsongeval op een SEH-afdeling zijn behandeld van één van de dertien LIS-ziekenhuizen (ziekenhuizen die meewerken aan het Letsel informatie Systeem, LIS) hebben via het ziekenhuis een vragenlijst ontvangen. De vragenlijsten zijn circa twee maanden na behandeling op de SEHafdeling verzonden aan in totaal 2.975 slachtoffers. In totaal werden 1.142 vragenlijsten geretourneerd die bruikbaar waren (een respons van 38%). De analyses zijn gebaseerd op 723 slachtoffers die als fietsbestuurder een enkelvoudig ongeval hebben gehad. Daarnaast zijn de antwoorden bestudeerd van 61 fietspassagiers die op de SEH-afdeling werden behandeld na een enkelvoudig fietsongeval. Voor bestudering van enkele ongevalkenmerken is gebruik gemaakt van LIS.
Kenmerken van enkelvoudige fietsongevallen Enkele ongevalkenmerken zijn bestudeerd met LIS en afgezet tegen mobiliteit
(reizigerskilometers). Op basis van de kans op een enkelvoudig fietsongeval per
reizigerskilometer kunnen de volgende conclusies worden getrokken:
- Kinderen tot en met 11 jaar en ouderen boven de 65 jaar lopen een
verhoogd risico op een enkelvoudig fietsongeval waarbij behandeling op een
SEH-afdeling nodig is. De kans op een enkelvoudig fietsongeval waarbij
ziekenhuisopname noodzakelijk is, ligt alleen bij ouderen boven het
gemiddelde.
- Bij fietsers tot en met circa 55 jaar lopen mannen een iets groter risico op
een enkelvoudig fietsongeval. Boven de 55 jaar lopen vrouwen een groter
risico.
- Het risico van enkelvoudige fietsongevallen ligt ’s nachts en tijdens
weekenddagen hoger dan gemiddeld. In de weekendnachten ligt het risico
het hoogst.
Niet alle verschillen in risico kunnen in het kader van dit onderzoek worden verklaard. De verschillen tussen leeftijdsgroepen zijn waarschijnlijk grotendeels te wijten aan de gebrekkige fietsvaardigheden van kinderen en de kwetsbaarheid van ouderen. Als ouderen vallen kunnen ze makkelijk een breuk oplopen. Bij het risico in de weekendnachten kan alcoholgebruik een rol spelen. De resultaten van dit onderzoek zijn in overeenstemming met deze hypothese. Van de slachtoffers geeft acht procent aan meer dan twee glazen alcohol te hebben gedronken voor het ongeval. Van de 28 ongevallen in het onderzoek die plaatsvonden in weekendnachten waren er 20 waarbij het slachtoffer aangeeft meer dan twee glazen alcohol te hebben gedronken voor het ongeval. Factoren die een rol spelen bij het ontstaan van het ongeval. Uit dit onderzoek blijken de volgende factoren een rol te spelen bij enkelvoudige fietsongevallen:
- Bijna de helft van alle enkelvoudige fietsongevallen ontstaat mede door het
gedrag van de fietser zelf (een onhandige beweging). Fietsers maken vaak
een stuurfout waardoor zij een ongeval krijgen. Het komt echter ook voor
dat de voet van de trapper glijdt of dat ze moeten uitwijken voor ander
verkeer en daardoor een onhandige beweging maken.
- Naast de bestuurder zelf, speelt het wegdek een rol bij enkelvoudige
ongevallen. Soms gaat het om eigenschappen van het wegdek die niet of
moeilijk beïnvloedbaar zijn, zoals een nat wegdek waarop men uitglijdt. In
andere gevallen gaat het om gaten in het wegdek, een trambaan waar men
inkomt, boomwortels of afval op de weg. Deze laatste kenmerken zijn wel
aan te pakken.
- In wat mindere mate speelt het gedrag van een ander mee in enkelvoudige
ongevallen. Ondanks dat men niet tegen een andere verkeersdeelnemers
botst, spelen andere verkeersdeelnemers wel een rol bij het ontstaan van
een val van de fiets of een botsing met een object. Zo komt het voor dat de
bestuurder van de fiets moet uitwijken en daardoor ten val komt of botst.
- Alcoholgebruik speelt een rol bij veel ongevallen in het weekend en dan
vooral bij de leeftijdsgroep van 20-54 jaar.
- In mindere mate spelen gebreken aan de fiets een rol: door een defect aan
de fiets komen bestuurders te vallen of botsen. Het gaat dan vooral om
onderdelen van de fiets die stuk gaan en remmen die blokkeren.
- De rol van afleiding door mobiele telefoons en MP3-spelers is niet groot.
Passagiers worden wel afgeleid op de fiets, maar vooral door praten met
anderen, omkijken en door ander verkeer.
- Het ontbreken van verlichting lijkt geen grote rol te spelen. Bij botsingen
met andere verkeersdeelnemers neemt verlichting een grotere rol in dan bij
enkelvoudige ongevallen.
- Het gebruik van de fietshelm is laag. Dit met uitzondering van fietsers op de
racefiets en de mountainbike, waarbij ongeveer de helft een helm draagt.
Zijn er verschillen tussen leeftijdsgroepen of andere groepen fietsers?
- Leeftijd speelt een rol bij het soort ongevallen waarbij fietsers betrokken
zijn. Bij de allerjongsten komt ten opzichte van de andere leeftijdsgroepen
vaak spaakbeknelling voor (ook bij kinderen als passagier). Bij de jongeren
(13-19 jaar) speelt het gedrag van een ander een rol, bij de middengroepen
(20-54 jaar) een mankement aan de fiets en bij de senioren lichamelijke
omstandigheden.
- Bij de jongeren tot 12 jaar spelen vermoedelijk vaardigheden in het fietsen
een rol bij het ontstaan van ongevallen.
- Bij de leeftijdsgroepen tot 19 jaar fietst men vaker samen tijdens het
ongeval, waarbij afleiding zoals praten en gedrag van anderen een oorzaak
van ongevallen zijn.
- Bij de leeftijdsgroep vanaf 55 jaar spelen vermoedelijk ook fysieke
beperkingen een grotere rol. Veel ongevallen gebeuren tijdens het op- of
afstappen. Ook lijken senioren eerder afgeleid te worden door of te
schrikken van andere verkeersdeelnemers. Daardoor kunnen enkelvoudige
fietsongevallen ontstaan, onder andere door onhandige bewegingen en
uitwijken. Verder kan worden geconcludeerd dat enkelvoudige ongevallen bij
senioren vaak ernstige gevolgen hebben. Een kwart van de senioren wordt
na een ongeval in het ziekenhuis opgenomen.