Heeft de culturele achtergrond invloed op iemands fietsgebruik?

  • Soort:Onderzoeksrapporten
  • Auteur:Thijs Koolhof
  • Datum:15-07-2013

Eerder onderzoek toonde al aan dat er verschillen bestaan tussen het fietsgebruik van dé autochtoon en dé allochtoon. Wat zijn die verschillen, wat is de reden ervoor en kunnen die worden verkleind door (ander) fietsbeleid? Thijs Koolhof heeft hier onderzoek naar gedaan in het kader van zijn master studie Sociale Geografie aan de Radboud Universiteit in Nijmegen.


  • De Nederlandse fietscultuur verschilt met die uit andere delen van de wereld. Fietsen wordt in Nederland zowel door beleid als in de samenleving ondersteund. Zo fietsen in Nederland zelfs de minister president en koningin waardoor het soms lijkt alsof het hele land het doet. Volgens eerder gedaan onderzoek heeft dit drie redenen, de eerste is omdat (bijna) het hele land zo plat als een dubbeltje is, de tweede reden is omdat de Nederlandse steden in het verleden geen pro-auto infrastructuur hebben aangelegd. De derde reden is de protestantse ethiek die maakt dat de fiets maatschappelijk als een geschikt vervoersmiddel wordt gezien. In andere delen van de wereld, zowel in het Oosten als het Westen, is fietsen minder gebruikelijk. Het lijkt een combinatie van heuvelachtig terrein, lage stedelijke dichtheden en culturen die fietsen ervaren als een vervoersmiddel dat niet geschikt voor vrouwen is of alleen als een manier van vervoer voor de armen.

    Om de vijf miljoen dagelijkse fietsers in Nederland de ruimte te geven, is ongeveer 35.000 kilometer fietspad en 4.700 kilometer aan fietsstroken aangelegd. Verondersteld wordt dat wanneer er een fietspad is mensen daar overheen zullen fietsen. Het Nederlands fietsbeleid is in die zin dan ook vooral gericht op het beïnvloeden van iemands rationele transportkeuze. Middels marketing en sociaal beleid wordt ook getracht om iemands emoties te beïnvloeden. Dan moet bijvoorbeeld gedacht worden aan het benadrukken positieve kanten van het fietsen. Zo wijzen fietsfanaten en hun marketeers er sinds een aantal jaren op hoe gezond, milieuvriendelijk, snel en makkelijk fietsen is. Mensen die niet kunnen fietsen worden door middel van fietslessen op de fiets gezet. Maar de successen van deze vormen van beleid zijn onduidelijk, want van de successen van zowel fietsmarketing als de fietslessen zijn geen tot weinig cijfers bekend. Daarbij wordt aan het nut van de fietslessen door diverse partijen openlijk getwijfeld. En ondanks dat er elk jaar niet minder dan 487 miljoen euro wordt gespendeerd aan fietsgerelateerd beleid, fietst niet iedereen. Bepaalde groepen in de Nederlandse samenleving blijven achter. Onderzoek wijst uit dat het vooral lager opgeleiden en inwoners van niet-westerse afkomst zijn die minder fietsen dan het Nederlands gemiddelde. Er wordt gezegd dat het komt doordat de fiets bij de jeugd een negatief imago heeft en dat vrouwen van niet-westerse afkomst bang zijn om te fietsen. Het is belangrijk om te achterhalen wat de werkelijke redenen zijn waarom mensen niet fietsen, want meer inzicht hierin kan helpen bij het schrijven van (beter) beleid. De Nederlandse binnenstad kan namelijk geen groeiende groep niet-fietsers aan. Daarbij, fietsen is de meest gezonde en niet-vervuilende manier van vervoer en kan persoonlijke problemen zoals overgewicht oplossen. De vraag is dan ook of er gericht beleid voor deze groepen moet worden geschreven.
    Om te leren of inwoners van niet-westerse afkomst werkelijk minder fietsen dan hun Nederlandse buurman is een enquête afgenomen bij inwoners van twee wijken. Daarbij is ook onderzocht of hoger opgeleiden van niet-westerse afkomst meer fietsen dan lager opgeleiden van niet-westerse afkomst. De eerste wijk, Hoograven in Utrecht, is bepaald door De Fietsersbond. De tweede wijk, Boschveld in ’s-Hertogenbosch, is gekozen op basis van een aantal criteria. Het zijn wijken waarvan de afkomst van de bewoners vergelijkbaar is, stedelijke problemen spelen en het fietsgebruik lager is dan gemiddeld. Maar beide wijken verschillen in grootte.

    De gedane studie wijst uit dat het fietsbeleid in beide wijken zich richt op verschillende aspecten. Het is zowel hard (infrastructuur) als zacht (sociaal). In Hoograven bleek dat niet-westerse jeugd de fiets niet ervaart als iets dat afbreuk doet aan je status en dan ook gewoon fietst. Maar doet dit voornamelijk binnen de wijk omdat, zo vindt men, er meer comfortabeler opties zijn voor vervoer buiten de wijk. Deelnemers van fietslessen in Hoograven zeggen dat zij na de lessen zullen gaan fietsen, maar cijfers zijn niet bekend. Eigenaren van fietswinkels in Hoograven zeggen dat iedereen in de wijk fietst maar dat er verschillen zitten in de ideeën ten aanzien van de fiets. In Boschveld werd duidelijk dat de gemeente heeft getracht en daarin is geslaagd om het fietsen in de wijk en de stad als geheel te stimuleren middels aanpassingen in de infrastructuur. Maar ook doormiddel van marketing en sociaal beleid, dat wil zeggen fietslessen, wordt getracht om een groter aantal fietsers te krijgen. Volgens leraren en de lokale overheid is dit beleid succesvol, maar ook hier zijn geen cijfers bekend over de daadwerkelijke successen.

    Antwoorden van 286 respondenten maken duidelijk dat het fietsgebruik in Hoograven hoger is dan in Boschveld. Daarbij is het percentage respondenten dat überhaupt niet fietst in Boschveld hoger dan in Hoograven. In Hoograven fietst 29.19% niet, in Boschveld is dit 39.45%. In Hoograven zei een kwart van de respondenten dat fietsen past bij hun manier van leven, in Boschveld was dit slechts 16.5%. Dit duidt er wellicht op dat de fietscultuur in Hoograven sterker is dan die in Boschveld. Maar ook het hogere werkloosheidscijfer in Boschveld kan een deel van de verklaring zijn evenals dat respondenten in Boschveld meer redenen zeggen te hebben om niet te fietsen.
    Wanneer de antwoorden van de respondenten uit Boschveld en Hoograven worden samengevoegd maakt dit duidelijk dat respondenten van Nederlandse afkomst inderdaad meer, en over grotere afstanden fietsen dan niet-westerse respondenten. Twee van de drie respondenten van niet-westerse afkomst fietsen niet meer dan vijf kilometer, in tegenstelling tot respondenten van Nederlandse afkomst waarvan maar één op de drie niet meer dan vijf kilometer fietst. Maar belangrijk om te onthouden is dat niet-westerse respondenten wel fietsen. Ook werd gevonden dat hoger opgeleiden meer fietsen dan lager opgeleiden. Maar hoger opgeleiden van niet-westerse afkomst fietsen niet meer dan hen die deelnemen / namen aan een studie op een lager niveau. Dit is een verschil met conclusies uit eerder onderzoek. Belangrijk om te onthouden is dat dit onderzoek uitwijst dat het merendeel van de inwoners van Hoograven en Boschveld met een niet-westerse achtergrond kunnen fietsen, een fiets tot hun beschikking hebben en geen negatieve ideeën hebben ten aanzien van die fiets. Men fietst dan ook, alleen niet zo vaak als de Nederlander, fietsen lijkt voor hen minder normaal. Dit blijkt ook wel uit de verschillen wat betreft afstand en aantal keren die iemand fietst. Uit de antwoorden van de respondenten blijkt dat de Nederlander vaker en over grotere afstanden fietst, dit zijn statistisch significante verschillen met de niet-westerling.

    Dit verschil wordt wellicht verklaard door de invloed van de habitus. Pierre Bourdieu omschreef habitus als het product dat strategieën produceert over hoe om te gaan met dagelijkse zaken, het is onderbewust en wordt ingegeven door iemands geschiedenis en sociale structuren waarin men hij zich bevindt. De fiets heeft historisch gezien geen dominante positie in de habitus van de niet-westerling, in het land van afkomst (of dat van hun ouders) wordt simpelweg minder gefietst. De Nederlandse jeugd wordt vaak door hun ouders geleerd om te fietsen waarna ze zelfstandig naar de voetbaltraining of school fietst. Bij niet-westerlingen is dit anders, zo wijst dit onderzoek ook uit. Zij groeien op in landen waar de fiets als dagelijks vervoersmiddel minder vanzelfsprekend is en wanneer in Nederland behoort die fiets niet direct tot de prioriteiten, hun kinderen leren fietsen is dat ook niet. Want men heeft zich om diverse redenen andere manieren van vervoer eigen gemaakt en is hier vertrouwt mee geraakt.

    Om deze verschillen te verkleinen worden de volgende aanbevelingen gedaan. Meer onderzoek moet uitwijzen waarom andere manieren van vervoer comfortabeler en gemakkelijker worden ervaren en wanneer dat comfort gewenst is. Daarbij moet onderzoek worden gedaan naar het succes van de fietsles, tot op heden is hier weinig over bekend. Tevens zou een test gedaan kunnen worden waarbij een deelnemer zijn / haar eigen fietslessen betaald. Veronderstelt wordt dat dan alleen de echt gemotiveerde student zal deelnemen. Daarbij dienen verbeteringen in infrastructuur moeten worden voortgezet, net als het demotiveren van autogebruik. Want, zo geven veel respondenten aan, door duurdere benzine en hogere parkeerkosten wil men meer gaan fietsen. Last but not least, fietsmarketing moet zich meer richten op de jeugd in plaats van volwassen (wiens gedrag moeilijk meer te beïnvloeden is). Introduceer en activeer de fiets op een jonge leeftijd zodat de fiets een actieve rol krijgt in de habitus. Niet alleen van kinderen met een Nederlandse achtergrond maar zeker ook bij kinderen met een niet-westerse achtergrond, zodat ook voor hen de fiets een zodat ook voor hen de fiets een vanzelfsprekendheid wordt en ze niet meer weten hoe het anders moet.

Relevantie

Terug naar 'Kennisbank'
Submenu openen

Heeft de culturele achtergrond invloed op iemands fietsgebruik

Scroll naar boven