Gewonde fietsers in het ziekenhuis

  • Soort:Onderzoeksrapporten
  • Auteur:Ir. L.T.B. van Kampen - SWOV
  • Uitgever:SWOV, rapport R-2007-9
  • Datum:31-01-2008

De onveiligheid van fietsers is in de loop der jaren verslechterd, althans gemeten aan de ontwikkelingen van in het ziekenhuis opgenomen fietsers. Bovendien is de letselernst van deze gewonden niet of nauwelijks afgenomen. Dit rapport doet verslag van een nadere analyse van de groep fietsgewonden aan de hand van gegevens uit de Landelijke Medische Registratie.


 

Klik op de knop om de link te openen (opent in een nieuw venster)

downloaden
  • Begin 2007 is een publicatie verschenen over de ontwikkeling van het aantal verkeersgewonden in het ziekenhuis (Van Kampen, 2007). Hierin zijn twee zorgwekkende ontwikkelingen gesignaleerd bij de fietsers die na een ongeval worden opgenomen in het ziekenhuis: 1) het aantal neemt gestaag toe, en 2) de letselernst van deze gewonden neemt niet of nauwelijks af, in tegenstelling tot de letselernst van gewonde auto-inzittenden. 

    In deze studie is getracht deze ontwikkelingen bij in het ziekenhuis opgenomen fietsers te verklaren. De groep fietsgewonden is daartoe nader geanalyseerd aan de hand van gegevens uit de Landelijke Medische Registratie (LMR). Daarbij is onderscheid gemaakt tussen gewonde fietsers uit ongevallen met een motorvoertuig als tegenpartij (motorvoertuig-ongevallen genoemd), en die uit ongevallen waarbij geen motorvoertuig betrokken was (niet-motorvoertuigongevallen genoemd). Deze laatste zijn hoofdzakelijk (naar schatting voor zo'n 70%) enkelvoudig, dus zonder tegenpartij, maar er vallen ook fiets-fietsongevallen en fiets-voetganger-ongevallen onder. 

    De totale onveiligheid van fietsers is in de loop der jaren verslechterd, althans gemeten aan de ontwikkelingen van in het ziekenhuis opgenomen fietsers. Hun totale aantal is gestegen van bijna 6.400 in 1984 tot bijna 8.200 in 2005. Dit komt doordat de onveiligheid van de grootste groep ziekenhuis-opnamen, fietsers uit niet-motorvoertuigongevallen, is verslechterd. Hun aantal is gestegen van ongeveer 4.400 in 1984 tot ongeveer 6.700 in 2005. Wel gaat het beter met de fietsgewonden van de andere groep, de motorvoertuigongevallen: hun aantal is gedaald van ongeveer 2.000 in 1984 tot ongeveer 1.500 in 2005, en hun risico (het aantal slachtoffers per afgelegde kilometer) is afgenomen. Dit is een gunstige ontwikkeling, ook omdat de letselernst van fietsers uit dit type ongeval in de loop der jaren iets is afgenomen. Wel zijn deze fietsers ernstiger gewond dan fietsers die niet door een motorvoertuig zijn getroffen, gezien de gemiddelde verpleegduur, het aantal letsels per patiënt en het percentage dat in het ziekenhuis overlijdt.
    Fietsers die niet door een motorvoertuig zijn getroffen zijn weliswaar minder ernstig gewond en gaan minder vaak dood, maar hun aantal neemt zoals gezegd toe, evenals hun risico. Bovendien is de letselernst van deze groep fietsers niet afgenomen waar dit bij de fietsers uit motorvoertuigongevallen wel het geval is. 

    Bij de analyses is gekeken naar het belangrijkste letsel van elke fietser die in het ziekenhuis is opgenomen. Vervolgens is een letselpatroon bestaande uit vijf categorieën onderscheiden: letsel (ten minste matig) aan hoofd/schedel, romp, armen, en benen, plus de categorie overig letsel, bestaande uit licht letsel en hals-/nekletsel (dat weinig voorkomt).
    Bij in het ziekenhuis opgenomen fietsers uit motorvoertuigongevallen vormt hoofd-/schedelletsel de hoofdmoot met een aandeel van 45% van het hele letselpatroon, beenletsel komt op de tweede plaats (25%) en rompletsel op de derde (13%).
    Bij fietsers uit niet-motorvoertuigongevallen komt beenletsel het meeste voor (40%), hoofd-/schedelletsel komt op de tweede plaats (30%) en vervolgens armletsel (20%).
    Bij differentiatie naar leeftijd verandert dit beeld aanzienlijk, omdat bij beide ongevalstypen het aandeel hoofd-/schedelletsel afneemt met de leeftijd van de fietser, en het aandeel beenletsel juist toeneemt. Bij motorvoertuig-ongevallen blijft hoofd-/schedelletsel niettemin het belangrijkste, bij niet-motorvoertuigongevallen neemt beenletsel vanaf 55 jaar de hoofdrol over. 

    Uit mobiliteitscijfers uit de periode 1994-2005 blijkt dat het aantal reizigers-kilometers van fietsers met 7% is toegenomen. Vooral mensen van 40 jaar en ouder zijn meer gaan fietsen, terwijl jongeren juist minder zijn gaan fietsen. Desondanks is het risico van fietsers over deze periode met 20% gedaald voor de groep slachtoffers van motorvoertuigongevallen. Zoals eerder gezegd is het risico juist gestegen voor fietsers uit niet-motorvoertuig-ongevallen (met 12%), het meest bij de 40-60-jarigen.
    De gunstige ontwikkeling voor fietsgewonden uit motorvoertuigongevallen is des te opmerkelijker omdat niet alleen de mobiliteit van fietsers is gestegen, maar ook die van automobilisten, de belangrijkste tegenpartij. Het is aannemelijk dat die verbetering geen autonome ontwikkeling is, maar het gevolg van genomen maatregelen. Dat zijn vooral die in het kader van Duurzaam Veilig, zoals de verbetering van de infrastructuur door de aanleg van rotondes en 30km/uur-zones, waardoor confrontaties voorkomen worden en/of minder ernstig aflopen. Mogelijk hebben ook enkele verbeteringen van de fiets zelf (remmen en verlichting) aan het succes bijgedragen.
    Er zijn anderzijds nauwelijks maatregelen te bedenken die een gunstige invloed op enkelvoudige fietsongevallen gehad kunnen hebben. Sterker nog: het risico van fietsgewonden uit niet-motorvoertuigongevallen is gestegen. Voor zover het gaat om de inrichting en het onderhoud van de infrastructuur voor fietsers ligt hier een taak voor wegbeheerders. Een andere soort maatregel zou de verbetering van de fietsstabiliteit kunnen zijn, omdat daarvan zowel de beginnende jonge fietsers als de oudste fietsers kunnen profiteren.
    Gezien de belangrijke rol van hoofd-/schedelletsel wordt aanbevolen om na te gaan hoe fietsers zich beter tegen dit letsel kunnen beschermen. Overwogen kan worden het vrijwillig gebruik van fietshelmen te stimuleren. Verder zou een vorm van beenbescherming alle fietsers ten goede komen, ook al is bekend dat beenletsel juist bij ouderen het vaakst voorkomt. Voor een beperkte doelgroep (5-14-jarige kinderen) blijkt polsbescherming nuttig te zijn om polsfracturen bij vallen te voorkomen.
    Verder dient volgens het principe van vergevingsgezindheid uit Duurzaam Veilig het voertuigfront verder te worden verbeterd, zodat ook de letselernst van fietsers wordt beperkt. 

    Tot slot wordt aanbevolen om de ontwikkelingen van de groep fiets-gewonden uit niet-motorvoertuigongevallen nauwkeurig te monitoren, ook die van de fietsers die niet in het ziekenhuis worden opgenomen. Daarvoor zijn de gegevens uit de Landelijke Medische Registratie en het Letsel Informatie Systeem vooralsnog onmisbaar.

Relevantie

Terug naar 'Kennisbank'
Submenu openen

Gewonde fietsers in het ziekenhuis

Scroll naar boven