In het Brussels Hoofdstedelijk gewest zijn straten met wat men noemt beperkt eenrichtingsverkeer (BEV) goed voor 25% van het wegennetwerk dat toegankelijk is voor fietsers. En op 48% van alle kruispunten van het gewest, is minstens één straat opengesteld voor fietsers in de twee richtingen.

Het BIVV (Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid) analyseerde 992 fietsongevallen uit de periode 2008-2010. Daarvan hadden er 126 (ofwel 12,7% van alle fietsongevallen) betrekking op fietsers die zich verplaatsen in straten met BEV (ongeacht de rijrichting van de fietser), die een kruispunt opreden komende uit een straat met BEV of die een kruispunt afreden op weg naar een straat met BEV. Ongevallen met fietsers die in tegenrichting reden in een straat met BEV vertegenwoordigden 4,7% van alle fietsongevallen.

Eerste conclusie van het BIVV is dat in een straat met BEV in verhouding minder ongevallen met fietsers gebeuren die in tegenrichting rijden dan met fietsers die met de autostroom mee in de rijrichting rijden.

Van de ongevallen met fietsers die in tegenrichting fietsten, gebeurden er 66% op een kruispunt. Bij de fietsers die de normale rijrichting volgden, bedroeg het aantal ongevallen op kruispunten 40%, wat lager is dan het algemeen gemiddelde.

De fietser loopt dus meer gevaar op doorlopend weggedeeltes wanneer hij de normale rijrichting volgt, of op kruispunten wanneer hij in tegenrichting rijdt.

De breedte van de straat lijkt geen belangrijke ongevalsfactor. In smalle straten gebeurden zelfs minder ongevallen met fietsers die in de tegenrichting rijden

Al met al moet voor de fietsers in tegenrichting vooral de situatie op kruispunten voldoende aandacht krijgen.