Dat stelt de SWOV in het rapport 'Monitoring fietsveiligheid' waarin voorstellen worden gedaan om de verkeersonveiligheid van fietsers beter in kaart te brengen.

Dat is volgens de SWOV nodig omdat er de laatste jaren minder black spots en minder verkeersdoden zijn, maar ook vanwege de teruggelopen kwaliteit van de ongevallenregistratie.

Deze ontwikkeling was aanleiding om op zoek te gaan naar andere indicatoren om de verkeersveiligheidssituatie aan af te lezen, zoals kenmerken van wegen of de aanwezigheid van verschillende onveilige gedragingen zoals rijden onder invloed.

De SWOV komt op basis van fietsongevallenanalyses tot een aantal indicatoren die het meest relevant worden geacht voor de fietsveiligheid.

Dat zijn onder meer infrastructurele indicatoren die verband houden met enkelvoudige fietsongevallen (slippen, controleverlies, botsen tegen object, van de weg raken), zoals de kwaliteit van fietswegdek, de breedte van het fietswegdek en de verlichting.

Daarnaast onderkent men infrastructurele indicatoren die verband houden met oversteekongevallen, zoals het aantal kruispunten dat fietsers passeren per kilometer
gereden fietsafstand en snelheidsverschillen tussen weggebruikers.

Indicatoren die verband houden met ongevallen op wegvakken zijn bijvoorbeeld snelheidsverschillen tussen weggebruikers en de wijze en mate van scheiden van verkeersdeelnemers.

Ook alcoholgebruik onder fietsers en het voeren van fietsverlichting spelen een rol.

Om deze indicatoren te kunnen blijven volgen, beveelt de SWOV een fietsveiligheidsmonitor op te zetten, voor een belangrijk deel gebaseerd op beelden die steekproefsgewijs, bijvoorbeeld eens per jaar, worden gemaakt van de buitenomgeving.

Als het aan de SWOV ligt komt er een pilot.