Verkenning gezondheid en tweewielerbeleid

  • Soort:Onderzoeksrapporten
  • Auteur:Paul Schepers, Rijkswaterstaat en Wim Wijnen, W2Economics
  • Uitgever:Rijkswaterstaat
  • Datum:01-08-2015

In dit rapport staat de vraag centraal in hoeverre er een meer integrale benadering van gezondheidsaspecten mogelijk is ter ondersteuning van besluitvorming t.a.v. infrastructuur en regelgeving voor tweewielers.


 

Klik op de knop om de link te openen (opent in een nieuw venster)

downloaden
  • Deze verkennende studie laat zien dat het bij een aantal vraagstukken gerelateerd aan tweewielerbeleid goed mogelijk is om inzicht te geven in de orde van grootte van het effect van verschillende aspecten zoals veiligheid, blootstelling aan luchtvervuiling en lichaamsbeweging op gezondheid. Dat kan voor besluitvormers meerwaarde geven ten opzichte van een meer kwalitatieve inschatting zoals in een recente studie over gedragsregels voor speed-pedelecs (Schepers en Van der Voet, 2014). Anderzijds vereist dit wel een grote beschikbaarheid van gegevens en kennis over bijvoorbeeld doses-response relaties. Voor een nieuw voertuig als de speed-pedelec zullen veel aannamen nodig zijn omdat empirische gegevens ontbreken. Hoofdstuk 4 bevatte een scenario gericht op voetgangers waar ook bleek dat te veel gegevens ontbraken om tot voldoende valide uitspraken te komen. Een hiaat bij voetgangers is bijvoorbeeld dat enkelvoudige ongevallen niet onder de definitie van verkeersongeval vallen en er daardoor nauwelijks gegevens over verzameld worden. In die gevallen is een systematische analyse en kwalitatieve inschatting een goedalternatief om besluitvormers toch van informatie voor een integrale afweging te voorzien.

    Wat betreft kennis ten behoeve van gezondheidseffectschattingen voor tweewielerbeleid is in het algemeen het effect op het gebruik van actieve vervoerswijzen (fietsen en lopen) het zwakste. Er is bijvoorbeeld nauwelijks onderzoek beschikbaar over het effect van de beschikbaarheid van fietsinfrastructuur op het fietsgebruik en eventuele concurrentie tussen fietsen en lopen. De enige voor-na studie over het effect van fietsinfrastructuur op fietsgebruik in Nederland is de evaluatie van het fietsroutenetwerk in Delft in de jaren ’80 (Wilmink en Hartman, 1987). Een indruk van de orde van grootte van het effect op basis van internationale literatuur is voor-alsnog het hoogst haalbare. Bij iedere opgave is het dan ook de vraag is of er een voldoende onderbouwde aanname gemaakt kan worden om toch zinvol de orde van de grootte van verschillende effecten in te schatten. Door eerst een literatuurstudie uit te voeren kan vooraf ingeschat worden of de kennis voor een bepaald vraagstuk ver genoeg rijkt voor een kwantitatieve gezondheidseffectschatting. Zo niet, dan is een kwalitatieve analyse een goed alternatief. Daarbij kunnen in ieder geval de type gezondheidseffecten worden geïdentificeerd.

    Bruikbaarheid in de praktijk
    Deze studie laat zien dat het mogelijk is om een meer integraal beeld van gezond-heidseffecten van maatregelen te geven als meerdere gezondheidsaspecten beïn-vloed worden en over al die aspecten voldoende kennis beschikbaar is. Dit kan be-sluitvormers helpen om een afweging te maken. Vraagstukken waarbij dit in voorkomende gevallen overwogen zou kunnen worden betreffen gedragsregels voor brom- en snorfietsen (helm en plaats op de weg), voorzieningen als de ov studen-tenkaart en nieuwe fietsinfrastructuur. Bij maatregelen waarbij de effecten sterk beperkt zijn tot één aspect is de toegevoegde waarde beperkt, bijvoorbeeld invoe-ring van ESC (Electronic Stabilty Program) in auto’s. De toegevoegde waarde is aanvullende informatie voor besluitvormers. Het is geen vervanging voor doelstellingen en normen die op verschillende beleidsterreinen zijn geformuleerd.

Relevantie

Terug naar 'Kennisbank'
Submenu openen

Verkenning gezondheid en tweewielerbeleid

Scroll naar boven