Het Fietsberaad onderzocht de stand van zaken rond de stations van Haarlem, Leiden, Eindhoven en Nijmegen. Centraal stond de vraag op welke manier het tekort aan onbewaakte stallingen op korte termijn is te verkleinen. En hoe de overlast van foutgeparkeerde fietsen is te beperken.
Opvallende conclusie: alleen in Haarlem is de grens helemaal bereikt, bij de drie andere stations is nog restcapaciteit beschikbaar die onbenut wordt.
Zo blijken de bewaakte stallingen voor een deel leegstand te vertonen. Het gebruik daarvan zou gestimuleerd kunnen worden door het stallingtarief voor bepaalde doelgroepen aanzienlijk te verlagen en de routing te optimaliseren, zodat het gebruik van de bewaakte stalling minder tijd kost. Verder loont het om regelmatig weesfietsen te verwijderen. Ook het stimuleren van het gebruik van minder gunstig gelegen onbewaakte stallingen kan zoden aan de dijk zetten. Daarvoor moet het gewoontegedrag van fietsers doorbroken worden, bijvoorbeeld door hen persoonlijk te informeren over alternatieve stallinglocaties. Of door ‘s ochtends vroeg foutgeparkeerde fietsen te verplaatsen naar de onderbenutte stallingen.
Om de groei in de komende jaren te kunnen opvangen, blijft daarnaast waarschijnlijk wel een aanzienlijke capaciteitsuitbreiding noodzakelijk. Het onderzoek onderstreept verder dat een gunstige ligging van (nieuwe) stallingen ten opzichte van aanrijdroute en station doorslaggevend zijn voor het gebruik.