In dit rapport zijn verschillende vragen over beide fietspaden, de Voorweg en de Broekweg, beantwoord; Op welke wijze kan het gebruik van beide fietspaden gestimuleerd worden? Welke, gezien de beperkte financiële middelen, 'slimme' oplossingrich‐tingen zijn het geschiktst? Is een meedenkavond met potentiële gebruikers van de fietspaden een geschikte manier om verbeterpunten en oplossingrichtingen te inventariseren? Wat zijn de kosten en baten van de gekozen oplossingsrichtingen en evalueer de gekozen werkwijze? Is de gekozen aanpak voor dit onderzoek geschikt gebleken?

Eerst zijn de fietspaden conform de CROW‐methodiek geanalyseerd. De Voorweg ligt in een relatief ruime, historisch‐agrarische omgeving, terwijl de omgeving van de Broekweg veel stedelijker, afwisselender en intiemer is. Beide fietspaden leiden vanuit het centrum naar het buitengebied. De fietspaden zijn niet altijd even makkelijk te vinden en ook onderling zijn ze slecht op elkaar aangesloten. De visie voor beide fietspaden is dat ze 'verhelderend en verleidelijk' moeten zijn voor de recreatieve fietser. Doelen zijn een herkenbare, aantrekkelij‐ke uitstraling en de mogelijkheid een rondje te fietsen. Als modellen is gekozen voor 'groene lob' (Voorweg) en 'historisch lint' (Broekweg). Vanuit deze modellen wordt de groene uitstraling van de Voorweg versterkt, en worden de sterke punten van de Broekweg (de stedenbouwkundige 'staalkaart') in tact gelaten. Oplossingrichtingen zijn getoetst aan een checklist met aspecten als karakter, kosten en maatschappelijke haalbaarheid. De oplossing wordt gezocht in het vinden en verbinden van de fietspaden. Bewegwijzering, markering, extra bomen en het verbinden van de fietspaden zijn de voorkeursmaatregelen die daarbij horen. Voor het maken van een rondje wordt aangesloten op het knooppuntennetwerk. Als markering wordt elke 7 meter een herkenbaar, uniek logo op het wegdek aangebracht. Alhoewel de totale kosten ca. €75.000,00 bedragen, zijn de verwachte baten op vlakken als volksgezondheid, economie en energiebesparing vermoedelijk hoger.

Vanwege de pilotstatus van dit project maakt ook een evaluatie en, daaruit volgend, het doen van aanbevelingen voor toekomstige stad‐landprojecten deel uit van dit project. De belangrijkste aanbevelingen zijn dat voor een zorgvuldige participatie de nodige tijd moet worden ingepland en dat een meedenkavond met belangstellenden nuttig is. Verder is de CROW methodiek nog zo nieuw is dat die per project eerst bij de verschillende partijen moet 'landen'. Daarnaast wordt aanbevolen diverse instanties bij toekomstige stad‐landprojecten te betrekken, waarbij wel de kanttekening wordt gemaakt dat dit de beheersbaarheid van het project niet vergemakkelijkt. Verder dient beseft te worden dat de CROW methode vooral een analysemethode is en niet zozeer een methode om tot oplossingen te komen. Tenslotte blijkt een vrij beknopte kosten‐batenanalyse een goed middel om van een (set) voorkeurs‐maatregelen het nut te bepalen.