Dit voorjaar ontstond discussie over de betrouwbaarheid van cijfers MON. Daarop dook Rijkswaterstaat samen met het CBS nog een keer in de cijfers, om tot de conclusie te komen dat ze wel degelijk betrouwbaar zijn. Afwijkende trends ten opzicht van voorgaande jaren zijn volgens Rijkswaterstaat echter voor een deel ook te verklaren uit het feit dat de steekproefgrootte is afgenomen en daarom de betrouwbaarheidmarges wat groter moeten worden genomen.

Wellicht verklaart dat het feit dat het aantal fietskilometers van 14,2 miljard kilometer in 2007 is gedaald naar 13,8 miljard in 2008. Op basis van de weersomstandigheden zou namelijk juist een stijging van het fietsgebruik verwacht mogen worden. 2008 telde meer warme dagen en minder natte dagen, terwijl het weer in 2007 relatief slecht was. Het fietsgebruik in 2007 is volgens de MON-cijfers aanzienlijk hoger dan verwacht op basis van de weersomstandigheden (zie grafiek).

Uit MON 2008 blijkt verder dat de gemiddelde Nederlander 2,34 kilometer per dag fietst. Studenten fietsen zoals te verwachten aanzienlijk meer. Er zit echter wel een groot verschil tussen studenten met een OV-kaart voor het weekend (5,6 km/dag) en een OV-kaart voor door de week (3,5 km/dag). Studenten met een OV-weekendkaart fietsen dus 60 procent meer dan studenten met een weekkaart. In deze cijfers is geen rekening gehouden met het fietsgebruik in het voor- en natransport van de trein.
Over beschikbaarheid vervoermiddelen meldt het MON 2008 verder:
- 81 procent van de Nederlanders ouder dan 18 jaar heeft een rijbewijs;
- 42 procent van de Nederlanders kan beschikken over een auto en een fiets;
- 40 procent alleen over een fiets;
- 9 procent heeft geen vervoermiddel ter beschikking;
- 5 procent kan alleen over een auto beschikken;
- 7,1 procent van de Nederlanders maakt op de dag van het onderzoek een verplaatsing per openbaar vervoer. Onder jongeren is dit percentage veel hoger. In de leeftijdscategorie 20 tot 25 jaar maakt 20 procent een OV-verplaatsing.