De onderzoekers van de Chalmers University of Technology voorzagen in een zogenaamde natural driving study 12 elektrische fietsen van de nodige apparatuur om het fietsgedrag te kunnen volgen, zoals gps, video, sensoren in de pedalen en remmen.

Daarmee werden fietsers twee weken lang op pad gestuurd in Gothenburg, waarbij alle opmerkelijke gebeurtenissen werden vastgelegd. De fietsers legden bij elkaar zo’n 1500 km af, waarbij in totaal 88 van die ‘kritische gebeurtenissen’ werden geregistreerd. Meestal ging het om confrontaties met voetgangers (31%), gevolgd door personenauto’s (21%) en andere fietsers (18%). In de overige gevallen speelden gebreken aan infrastructuur een rol, zoals gaten het wegdek (9%), of was er een andere oorzaak voor het onbehagen, zoals het ontbreken van verlichting.

Eerder al werd een soortgelijk experiment opgezet waarbij ritten werden geregistreerd die werden gemaakt op gewone – niet elektrische – fietsen. Uit een vergelijking van de resultaten blijkt dat zich bij die fietsers minder conflicten voordeden, 63 tegen de 88 van de e-fietsers. Omgerekend lag het aantal conflicten tussen e-fietsers en auto’s 30% hoger dan tussen gewone fietsers en auto’s.

Volgens de onderzoekers zijn er een paar mogelijke oorzaken aan te wijzen voor die verschillen. In de eerste plaats de ongeveer 4 km/uur hogere snelheid van de e-fietser. In de tweede plaats het feit dat automobilisten daar niet goed op kunnen anticiperen, omdat het verschil tussen een gewone fiets en een e-fiets nauwelijks te zien is.

Een oplossing zou kunnen zijn om dat verschil op een of andere manier beter zichtbaar te maken, hoewel de onderzoekers niet aangeven hoe dat zou moeten. Andere factoren die meespelen zijn de breedte van fietsvoorzieningen en de kwaliteit van de openbare verlichting.