Onderzoek afwikkeling fietsverkeer

  • Soort:Onderzoeksrapporten
  • Auteur:H. Botma and J.H. Papendrecht - TU Delft
  • Uitgever:CROW
  • Datum:30-07-1992
Verslag van een studie uit 1991 naar de praktische en theoretische capaciteit van een eenrichtings fietspad. Op vier druk bereden locaties werd data verzameld over de intensiteiten, de volgafstanden en de laterale positie van de fietsers en bromfietsers. Daaruit blijkt dat de capaciteit van dergelijke fietspaden aanzienlijk hoger ligt dan eerder werd gedacht.

 

Klik op de knop om de link te openen (opent in een nieuw venster)

downloaden
  • Op de vier locaties varieerde het fietspad in breedte van 180 cm tot 250 cm. Er werd steeds drie uur gemeten, inclusief een spitsperiode. Voor de metingen werd gebruik gemaakt van een soort meetmat over de hele breedte van het fietspad, waarmee ook de laterale posities konden worden vastgelegd.
    Bij de metingen bleek dat de gemiddelde snelheid van fietsers op de betreffende fietspaden lag op 19 km/uur (+ of - 3 km). Die snelheid werd nauwelijks beïnvloed door de gemeten intensiteiten (die lagen tussen 50 en 1500 fietsers per uur). En de laterale positie van fietsers bleek niet afhankelijk van de hoogte van de stoeprand (die varieerde van 5 tot 10 cm).
    Verder bleek uit de metingen dat een inhaalmanouevre van fietsers gemiddeld 57 meter (of 11 seconden) vergde op een breed pad en 24 meter (of 4 seconden) op een smal pad. De inhaalfrequentie ligt lager dan op theoretische gronden verwacht mag worden, hetgeen erop kan duiden dat fietsers in de praktijk meer rekening met elkaar houden.

    Al met al ligt de capaciteit van een fietspad van 2,50 meter, zo kan worden geëxtrapoleerd uit de meetgegevens, op zo’n 9000 fietsers/uur en dat is aanzienlijk hoger dan de 5500 fietsers/uur die tot dan toe in de literatuur wordt vermeld.

    De onderzoekers pleiten voor verder onderzoek om te komen tot een ‘level of service’ voor fietspaden, daarbij aantekenend dat de gemiddelde snelheid zich daartoe niet leent. De mate van vrijheid voor de fietsers om te manoeuvreren en de mogelijkheid om ongehinderd in te halen vormen een beter vertrekpunt.
     

    Commentaar Jan Ploeger 

    Het onderzoek naar de afwikkeling van fietsverkeer op vrijliggende fietspaden paste in een uitgebreid programma  van de TU Delft aan het eind van de jaren tachtig en begin jaren negentig. De hier weergegeven publicatie was een tussenverslag. Het werd zowel voor het internationale podium geschreven (TRB), maar ook in het Nederlands voor de vakgenoten in Nederland. Daarvoor gingen de auteurs naar de Verkeerskundige Werkdagen, een voorloper van het Nationaal Verkeerkunde congres. De hier gepubliceerde rapportage is in 1992 uitgewerkt in een hindermodel. Het hindermodel is ontwikkeld voor fietsverkeer in één richting (met alleen inhalen) en in twee richtingen, waar ook tegenliggers de hinder bepalen. Mooi werk waar op dit moment Winnie Daamen van de TU Delft aan het voortbouwen is. Belangrijk werk ook omdat fietspaden steeds drukker worden en de variëteit van verkeersdeelnemers in snelheid en massa enorm aan het toenemen is. Het is echter wel onthutsend om te constateren dat de nieuw ontworpen toegangsroute voor fietsers naar de TU wijk bepaald niet berekend is op de enorme stroom fietsers. Elke dag zitten fietsers en andere verkeersdeelnemers elkaar daar lelijk in de weg. Toch maar eens het hindermodel er op loslaten!

    Achtergrond rapporten:
    Botma, H. en J.H. Papendrecht. Kwaliteit afwikkeling op vrijliggende fietspaden. Toepassing van een hindermodel.  Delft: TU Delft, 1992.
    Papendrecht, J.H. en H. Botma. Onderzoek fietsverkeer.  Delft: Technische Universiteit, 1989.
     

Relevantie

Terug naar 'Kennisbank'
Submenu openen

Onderzoek afwikkeling fietsverkeer

Scroll naar boven