Mythes rond deelfietsen genuanceerd

  • Soort:Nieuws Fietsberaad
  • Datum:22-01-2018

Er circuleren nogal wat mythes rond de effecten van deelfietsen. Bijvoorbeeld dat er meer gefietst zou worden door de introductie van de deelfiets. Dergelijke argumenten worden vooral commercieel ingezet door de aanbieders van deelfietssystemen. In een Vlaamse rapport worden enkele van die beweringen kritisch tegen het licht gehouden.


Het rapport is opgesteld door het Vlaamse Fietsberaad en kent onder meer de ook in ons land bekende deelfietsspecialist Sven Huysmans als auteur. ‘Deelfietsen: het wit konijn voor een sterk fietsbeleid?’ is de titel en dat verraadt al de licht kritische ondertoon van het rapport dat een actueel overzicht biedt van de ontwikkeling van de deelfiets tot nu toe. En dat de vraag probeert te beantwoorden waarom je er als gemeente al dan niet in zou stappen. Weet dan dat je in ieder geval de goede argumenten zou moeten hanteren, zo nuanceert het rapport een aantal veelgehoorde mythes rond de deelfiets.

‘Er wordt er meer gefietst in de stad dankzij deelfietsen’

Doordat fietsdelen een nieuw mobiliteitsaanbod is, komen er ook nieuwe gebruiksvormen, aldus het rapport. Verplaatsingen die voordien niet met de fiets werden gemaakt, kunnen nu wel met de deelfiets. Er zijn nieuwe verplaatsingen mogelijk, bijvoorbeeld in één richting (heen, niet terug). Maar ook verplaatsingen die voorheen met andere transportmodi gebeurden kunnen nu met de deelfiets, zoals korte taxi-, tram- of busritten. Door al deze nieuwe opties zouden we kunnen aannemen dat er meer gefietst wordt. Ook omdat in cijfers naar gebruik per fiets de fietsdeelsystemen zeer goed presteren. Het Antwerpse Velo-systeem bijvoorbeeld genereert dagelijks 14.000 ritten met 3.600 fietsen.

Een stijging dus! Een snelle berekening van de situatie in Leuven leert echter dat de impact op het totaal aantal verplaatsingen beperkt is, zo rekent het rapport voor. Gemiddeld worden daar dagelijks ongeveer 100.000 verplaatsingen met de fiets gemaakt. Een deelfiets (back-to-many) wordt ongeveer 5 keer per dag gebruikt. Met 1000 deelfietsen kom je dan op 5000 verplaatsingen, nauwelijks 2 procent van het totaal.
Aan de andere kant leidt een goed werkend deelfietssysteem ook indirect tot een stijgend fietsgebruik, al is het maar omdat fietsers zichtbaarder worden in de stad. In absolute cijfers wordt het overgrote deel van de fietsritten dus nog steeds met de eigen fiets gemaakt. De directe stijging van het fietsgebruik dient dus genuanceerd te worden. Het indirect effect van deelfietsen op fietsgebruik is waarschijnlijk groter.

‘Fietsdelen lost de fietsparkeerdruk op’

Aangezien een deelfiets meer wordt gebruikt en door meerdere gebruikers wordt gedeeld, zouden er minder fietsen nodig zijn voor dezelfde hoeveelheid fietsgebruik. Je zou dus verwachten dat er minder fietsparkeerplaatsen nodig zijn wanneer er aan fietsdelen wordt gedaan. Dit is echter niet het geval, aldus het rapport die dat illustreert aan de hand van de situatie in Antwerpen. Het Antwerpse Velo-systeem genereert dagelijks 14.000 ritten met 3.600 fietsen, dat zijn ongeveer 3,9 uitleningen per fiets per dag. De fietsen in het centrum worden wel 5 keer per dag gebruikt. Tellingen in de stad Amsterdam wijzen uit dat een eigen fiets ongeveer 0,9 keer per dag wordt gebruikt. Als men de Antwerpse Velo cijfers wil benaderen met eigen fietsen zou men dus minstens 15.555 (0,9x15.555=14.000) fietsen nodig hebben voor hetzelfde aantal ritten.
Dat wil echter niet zeggen dat het velosysteem 15.555 fietsen van de Antwerpse straten heeft gehaald. Er zijn ongetwijfeld door de deelfiets veel extra trips gegenereerd die er vroeger niet gemaakt werden omdat de gebruiker op die plek geen fiets had. Wat wel zeker is, is dat er 3.600 extra fietsen in de publieke ruimte zijn geplaatst. Ook kan er een modal shift plaatshebben van zowel auto, tram, bus of te voet naar deelfietsen. Er wordt dus extra fietsmobiliteit gegenereerd. En deelfietsen rijden meer rond dan privé-fietsen, maar tijdens daluren moeten ze ergens gestald kunnen worden. Aan mobiliteitsknooppunten zijn grotere buffers nodig om het extra fietsgebruik aan te kunnen.

‘Deelfietsen zorgen voor lager autobezit’

Bepaalde autoritten kunnen zeker vervangen worden door fietsritten, maar in de praktijk zal het gaan over een heel beperkt deel van het totaal aantal ritten. Een deelfietssysteem kan als aanvulling op het overige mobiliteitsaanbod wel een belangrijke schakel zijn om een modal shift mogelijk te maken. Om deze doelstelling te halen, is het dus belangrijk dat er naast deelfietsen ook een aantrekkelijk aanbod is voor bijvoorbeeld autodelen. Ook een parkeerbeleid kan een sturend effect hebben.

‘Freefloating deelfietsen bieden een goedkoop alternatief’

Freefloating deelfietsen kennen voordelen, zoals bijvoorbeeld de lagere investeringskosten voor de operator. Maar er zijn ook nadelen. Er zijn bijvoorbeeld meer fietsen nodig, er ligt groter beslag op de openbare ruimte en de controle en handhaving is moeilijker.

Daarom is het van situatie tot situatie afhankelijk of een freefloating systeem te verkiezen is boven een back2many-systeem. De bedoeling is natuurlijk om het systeem te kiezen waarbij de voordelen maximaal benut worden én de invloed van de nadelen zo beperkt mogelijk blijft.

Het rapport concludeert dat een deelfietssysteem een belangrijke rol kan spelen in het bereiken van mobiliteitsdoelstellingen, maar alleen als het deel uitmaakt van een breder mobiliteitsbeleid.

Zie ook: Wat moet of kan een gemeente met deelfietsen? | Bijeenkomst CROW-Fietsberaad
1 februari 2018 

 

 

Relevantie

Terug naar 'Kennisbank'
Submenu openen

Mythes rond deelfietsen genuanceerd

Scroll naar boven